Tijdens de sombere maanden vonkte mijn leven alleen
wanneer ik met jou de liefde bedreef.
Zoals het vuurvliegje oplicht en dooft, oplicht en dooft
– glimpsgewijs kun je zijn weg volgen
in het nachtelijk donker tussen de olijfbomen.
Tijdens de sombere maanden zat de ziel ineengedoken
en levenloos
maar stevende het lichaam recht op jou af.
De nachthemel loeide.
Verholen melkten wij de kosmos en overleefden.
(Bron: Het wilde plein, vertaling: J. Bernlef/De Bezige Bij)