Kameraden, begraaf me op Isla Negra,
tegenover de zee die ik ken, tegenover de oneffen
plekken
van stenen en golven die mijn verloren ogen
nooit meer zullen zien.
Elke dag aan de oceaan
bracht me nevel of zuivere afgronden van turkoois,
of eenvoudige weidse ruimte, rechtlijnig,
onveranderlijk water,
dat wat ik vroeg, de ruimte die aan mijn voorhoofd
knaagde.
De rouw van de aalscholver die voorbijvliegt, de vlucht
van grote grijze vogels die van de winter hielden,
en elke donkere kring van sargassowier
en elke zware golf die haar kou van zich afschudt,
en bovenal de aarde en haar verborgen, geheime
herabrium, kind van nevels en zouten, aangetast
door de zure wind, zeer kleine kronen
van de kust geplukt aan het grenzeloze strand:
alle vochtige sleutels van de zee-aarde
kennen elke fase van mijn vreugde,
ze weten
dat ik daar wil slapen tussen de oogleden
van de zee en de aarde…
Ik wil meegesleurd worden,
omlaag met de regens die de wilde
zeewind bestrijdt en verpulvert,
en later, door onderaardse beddingen gedragen,
mijn reis naar de lente, in diepte herboren, vervolgen-.
Delf naast mijn graf de put voor mijn beminde, en laat
toe dat ze mij ooit nog eens in de aarde vergezelt.
(bron: Canto General, vertaling Bart Vonck/Rainbow Essentials)
Dank je wel voor het delen van deze prachtige gedichten….
Dat is met heel veel liefde en graag gedaan!