Wij gingen langs de Voert
en in de slootjes schemerde
het zand onder de klei, de klei
onder het water van de geest.
Alles keert terug wat is geweest,
alleen wij keren niet terug.
Alles is eeuwig, alleen wij
wachten op de windstille dag
dat je van iedereen sterven mag.
De dag waarvan iedereen vond
dat het goed was
dat zo’n dag bestond.
Daar bij het water van de geest,
het zand onder de klei,
daar waren wij, zijn wij geweest,
en langs de Voert terug gingen wij.
(Bron: September/Nieuw Amsterdam
Advertenties