Categorie archief: J.C. Bloem

Verlaine (J.C. Bloem)

De wereldwijzen zijn de onwijsten, De onnoozle flinken, die vanzelf Zich wringen in de krapste lijsten, Zich krommen onder elk gewelf Wat geeft het lot aan de gedweesten, De dienenden mèt heug en meug? Een vorm, gebootst op geijkte leesten, … Lees verder

Geplaatst in J.C. Bloem, Uncategorized | Tags: , | Een reactie plaatsen

Troost des donkers (J.C. Bloem)

Temidden der gezelligen gezeten Bij de vertrouwdheid van de rosse haard – Wat is het, dat ik mij opeens versmeten Gevoel, en van een wegende angst bezwaard? Wat is het, dat ik bij het schertsend praten Mijn mond niet meer … Lees verder

Geplaatst in J.C. Bloem | Tags: , | Een reactie plaatsen

Nieuwjaar (J.C. Bloem)

De nieuwjaarsklokken luiden door de radio. Stortregen valt. De dag is onbeschrijflijk goor. Men is alleen gelaten en aanvaardt het zo. Men vraagt zich zelfs niet af: waarom is ’t en waardoor ? Tegen het leven is toch immers niets … Lees verder

Geplaatst in J.C. Bloem | Tags: , | Een reactie plaatsen

Zondag (J.C. Bloem)

De stilte, nu de klokken doven, Wordt hoorbaar over zondags land En dorpse woningen, waarboven Een schelpenkleurge hemel spant De jeugd keert weer voor d’ in gedachten Verzonkene, die zich hervindt Een warm, van onbestemd verwachten, In zondagsstilte eenzelvig kind. … Lees verder

Geplaatst in J.C. Bloem | Tags: , | Een reactie plaatsen