Categorie archief: Anton van Duinkerken

De schaduw (Anton van Duinkerken)

Ik zit met mijn schaduw, alleen in de kamer     En allebei heffen wij ’t glas, Roekeloos ik, en mijn schaduw bezonnen,     Alsof hij een ander was. Maakt hem de lichtval een trager gestalte     Dan … Lees verder

Geplaatst in Anton van Duinkerken | Tags: , | Een reactie plaatsen

De stad (Anton van Duinkerken)

[1] Hoe blij liet ik mijzelf beloven: ‘Wij zullen naar de stad toe gaan!’ Ik was een kind. Het onderst boven Kwam alles, wat ik kende, staan. De spanning in mijn reisbegeren Dreef in mijn droom een volk bijeen Ten … Lees verder

Geplaatst in Anton van Duinkerken | Tags: , | Een reactie plaatsen

Estaminet de l’Esperance (Anton van Duinkerken)

Lang is het murenwit vervaald, maar in zijn eikenhouten lijst verhaalt een schoon poëem de levensloop van stichters, die het uitbundig prijst. Hier is het leven niet luidruchtig meer: Minnaars verdromen er hun prille smarten. De jongste stamgast is vergrijsd. … Lees verder

Geplaatst in Anton van Duinkerken | Tags: , | 2 reacties