Mon enfance (Jacques Brel)

Mon enfance passa
De grisailles en silences
De fausses révérences
En manque de batailles
L’hiver j’étais au ventre
De la grande maison
Qui avait jeté l’ancre
Au nord parmi les joncs
L’été à moité nu
Mais tout à fait modeste
Je devenais indien
Pourtant déjà certain
Que mes oncles repus
M’aivaient volé le Far West

Mon enfance passa
Les femmes au cuisines
Où je rêvais de Chine
Vieillissaient en repas
Les hommes au fromage
S’enveloppaient de tabac
Flamands taiseux et sages
Et ne me savaient pas
Moi qui toutes les nuits
Agenouillé pour rien
Arpégeais mon chagrin
Au pied du trop grand lit
Je voulais prendre un train
Que je n’ai jamais pris

Mon enfance passa
De servante en servante
Je m’étonnais déjà
Qu’elles ne fussent point plantes
Je m’étonnais encore
De ces ronds de famille
Flânant de mort en mort
Et que le deuil habille
Je m’étonnais surtout
D’être de ce troupeau
Qui m’apprenait à pleurer
Que je connaissais trop
J’avis l’œil du berger
Mais le cœur de l’agneau

Mon enfance éclata
Ce fut l’adolescence
Et le mur du silence
Un matin se brisa
Ce fut la première fleur
Et la première fille
La première gentille
Et la première peur
Je volais je le jure
Je jure que je volais
Mon cœur ouvrait les bras
Je n’étais plus barbare

Et la guerre arriva

Et nous voilà ce soir.

===========

MIJN JEUGD

mijn jeugd ging voorbij
van trieste eentonigheid in stilte
in valse beleefdheid
die confrontatie schuwt
’s winters zat ik in de buik
van het grote huis
dat ’t anker had uitgeworpen
in ’t Noorden, tussen ’t riet
’s zomers liep ik half naakt rond
maar zo, dat niemand iets van me merkte
dan werd ik een indiaan
maar ik wist al van te voren
dat mijn volgevreten ooms
me van mijn Wilde Westen zouden beroven

mijn jeugd ging voorbij
bij de vrouwen in de keuken
waar ik droomde van China
terwijl zij vergrijsden boven hun fornuis
de mannen bij de kaas
hulden zich in rookwolken
zwijgzame wijze Vlamingen
die niets wisten van mij
ik die elke nacht
neerknielde voor niets
en mijn verdriet stileerde
bij een veel te groot bed
ik wilde een trein nemen
die ik nooit genomen heb

mijn jeugd ging voorbij
van dienstmeisje naar dienstmeisje
en toen al was ik verwonderd
dat ’t geen planten waren
zoals ik verbijsterd was
over die familiebijeenkomsten
die van dode naar dode slenteren
gekleed in deftige rouw
en bovenal was ik verbaasd
dat ik ook bij die kudde hoorde
die me leerde huilen
en die ik al te goed kende
ik had ’t oog van de herder
maar het hart van ’n lam

mijn jeugd barstte open
ik werd een jonge man
en de muur van stilte
brak op een morgen
toen kwam de eerste bloem
en ’t eerste meisje
de eerste voor wie m’n hart klopte
en de eerste angst
ik had vleugels, dat zweer ik
ik zweer dat ik vloog
mijn hart ging wijd open
ik was niet langer ’n barbaar

en toen brak de oorlog uit

en werd het avond.

(Bron: 10-18 musiques & cie Tout Brel/Éditions Robert Laffont SA Paris en Mokumtv.nl)

Dit bericht werd geplaatst in Jacques Brel en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op Mon enfance (Jacques Brel)

  1. Ontroerend en zo herkenbaar!

  2. Rob de Klerk zegt:


    Voor de uitvoering van Brel zelf.

Geef een reactie op Rob de Klerk Reactie annuleren